[:nl]Een warme avond in juli. Ik zet me samen met mijn goede vriend Olli op mijn balkon, we doen ons te goed aan bier en versnaperingen. Ons blikveld vat de essentie van onze stad: de Renaultfabriek, die al twintig jaar stilligt, maar waar nog elke avond iemand het licht aanknipt. Het eeuwig ruisende viaduct. De Zenne, die lang dienstdeed als open riool. Een perfecte postindustriële idylle, slechts ontsierd door een koppel ooievaars dat onaangedaan voorbijzweeft.
Olli is een inwijkeling, net als ik, ik ben benieuwd naar zijn outsider perspective. Olli werd geboren achter de Muur, in Bernau bei Berlin. Later trok hij naar Helsinki, waar hij Fins, Zweeds en Nederlands leerde en zijn Agnes uit Grimbergen ontmoette.
‘Onvermijdelijk rijst dan de vraag: “Waar willen we belanden?” België: dat was snel beslist, en Brussel was de logische keuze. Toen we een huurappartement aan de Place Sainctelette bezochten, trakteerde de huisbaas me op een Hitlergroet. Mijn liefde voor Brussel was bekoeld, we zijn uitgeweken naar Vilvoorde. De ligging sprak me aan. Ik ben opgegroeid in een voorstad ten noordoosten van een hoofdstad: ik was voorbestemd (lacht).
Ik herinner me mijn eerste bezoek nog haarscherp, en wat me meteen opviel, waren de tramsporen. Toen ik vroeg waar die tram naartoe ging, bleek: naar nergens. (enthousiast) Dat vond ik even fascinerend als onbegrijpelijk. In Berlijn en Helsinki is het openbaar vervoer een evidentie, hier hadden ze er niet beter op gevonden dan de 58 naar Brussel af te schaffen. Vilvoorde heeft Brussel de rug toegekeerd. Naar waar trekt een Vilvoordenaar als hij een paar nieuwe schoenen wil kopen? Naar de Carmi, in fucking Eppegem.’
Intussen is de nacht gevallen en brandt er weer licht in de verlaten Renaultfabriek.
‘Vilvoorde is een kleine stad, de ambiance landerig en de manier waarop mensen met elkaar omgaan dorps. Maar haar ziel is onmiskenbaar grootstedelijk. Dat heeft te maken met die industriële mastodonten die diep in de stad doordringen en een grandioos verleden echoën. Dat is uniek, dat heb je zelfs niet in Berlijn.’